Een niet alledaags gezicht bij de poort van een stadje aan de weg naar Bethlehem. Er trekken ongebruikelijk veel mensen rond en daarop is de toegang van dit oord helemaal niet berekend. Een te zwaar beladen kameel blokkeert de nauwe, smalle ingang en houdt iedereen op. Met dat probleem zullen allen te maken krijgen die teveel ballast met zich mee torsen.
De reizigers staan te dringen om naar binnen te kunnen. De dorpelingen kijken verwonderd naar wat er zich afspeelt. Het zijn tumultueuze tijden, veroorzaakt door het edict van keizer Augustus dat iedereen zich moet laten inschrijven in de plaats waar hij vandaan komt. Alleen boven in de heuvels waar de schapen grazen gaat het leven ogenschijnlijk gewoon door.
De kameel zit muurvast. Direct achter hem tuurt een man of er aan de rechterkant nog wat plek is. Maar dat is niet het geval. De kameel is te breed en te hoog beladen. Alle bepakking zit in de weg. Links van de kameel staan twee blauwe kruiken. Die hebben ze al gelost, maar nog steeds past het arme dier niet door de nauwe poort.
Achteraan staat een man ongeduldig te wachten. Hij heeft haast en wil door. Hij probeert over de kameel heen te kijken om te zien wat er nou precies aan de hand is en hoe lang het nog duurt voordat hij eindelijk verder kan. Maar hij kan niet goed zien wat er nou precies gaande is. Hij slaakt geërgerd een zucht en staat op het punt om uit te vallen naar de eigenaar van het lastdier. Die is per slot van rekening de schuld van dit oponthoud.
Hoofdschuddend kijkt de waterdraagster naar wat er gebeurt. Dit maakt ze zelden mee. Al die mensen onderweg met grote haast… Zij trekt er juist profijt van. Regelmatig komt er iemand om bij haar fris water te kopen. Net nog een man met een hoogzwangere vrouw. De waterdraagster moet stiekem lachen om al dit rumoer. Ze ziet er de humor wel van in.
Boven in de heuvels eet een eenzaam schaap het laatste restje groen. Ze is de laatste tijd ongemerkt alsmaar dikker geworden. De grond is schraal. Vegetatie groeit er nauwelijks. Een dorre doornstruik staat gevaarlijk dicht in de buurt. Zij doet haar best er niet in verstrikt te raken en zich niet te prikken.
Op de achtergrond houdt de herdershond een oogje in het zeil. Mocht er een ongelukje gebeuren dan zal hij zijn baas onmiddellijk waarschuwen. De herder weet dat hij op zijn hond kan vertrouwen en snapt altijd wat die met zijn geblaf bedoelt. Als het schaap oppast en er niks gebeurt zal dat allemaal niet nodig zijn. Nog even en dan kunnen ze samen terug naar de kudde.
In het stadje laat de kameel zich door niets en niemand van de wijs brengen. Terwijl achter hem geprobeerd wordt hem los te krijgen ziet hij zijn kans schoon. Hij doet zich tegoed aan wat sappige blaadjes aan een afhangende struik. Wat kan hem het tumult om hem heen schelen?
Jozef en Maria zijn op doorreis. Met hun ezel kwamen ze met gemak door de lage, nauwe poort. Ze hebben immers alleen het hoogstnoodzakelijke bij zich. Vlak voor de doorgang is Maria zelfs even afgestapt. Achter zich horen ze de opschudding maar daar willen ze zo gauw mogelijk bij vandaan. Om op tijd in Bethlehem te zijn.
Nog even is de poort geblokkeerd. Toch zal het niet lang meer duren of de
kameel is bevrijd. De karavaan waartoe hij behoort kan dan zijn missie
vervolgen. Over het doel wordt geheimzinnig gedaan. Drie vreemde mannen
speuren ‘s nachts de sterrenhemel af. Waar zijn ze naar op zoek? Zij vertellen
het niemand, maar ze zien het, ze weten het, ze voelen het. Ze zijn vlak bij hun
bestemming.